In 2021 heeft Van der Goes en Groot een insectenkartering uitgevoerd op de Strabrechtse Heide en in wei- en hooilanden langs de Kleine Dommel, in opdracht van Staatsbosbeheer. Daarbij is de aanwezigheid van een select aantal soorten dagvlinders, sprinkhanen en libellen vastgesteld. In dit nieuwsbericht worden kort twee bijzondere habitats genoemd.

Vochtige heide met hier zichtbaar Gewone dophei (Erica tetralix), Struikhei (Calluna vulgaris) en Pijpenstrootje (Molinia caerulea).

Langs de Kleine Dommel zijn zowel bij de beek als in de aangrenzende natte hooi- en schraallanden een flink aantal libellensoorten aangetroffen. Blauwe breedscheenjuffer en Weidebeekjuffer zijn verreweg de meest algemene soorten. Bosbeekjuffer is relatief schaars, maar toch werd de soort verspreid langs de beek aangetroffen. Bruine korenbout werd op een enkele plaats langs de Kleine Dommel gezien. Verder werden onder andere Azuurwaterjuffer, Viervlek, Smaragdlibel, Vuurjuffer en éénmaal Plasrombout waargenomen. In de graslanden is Bruin zandoogje verreweg de talrijkste dagvlindersoort, gevolgd door Hooibeestje en Groot dikkopje. Zwartsprietdikkopje en Koevinkje zijn zeer schaars. Naast deze dagvlindersoorten werden in de natte hooilanden ook Gouden sprinkhaan en Moerassprinkhaan veelvuldig aangetroffen. Vooral de eerste soort lijkt de laatste jaren in aantal en qua verspreiding toe te nemen, getuige de aantallen die tijdens de vorige kartering naar voren kwamen. Op droge, zandige kopjes in de graslanden is vrijwel overal de zang van Veldkrekel te horen.

Veldkrekel (Gryllus campestris; vrouw op foto) heeft een grote populatie op en rond de Strabrechtse Heide.

De Strabrechtse Heide omvat voornamelijk de beheertypen Droge heide (beheertype N07.01) en Vochtige heide (N06.04). Het zuidoostelijke deel van de Strabrechtse Heide is wat natter dan het noordelijke deel en hier bevinden zich tevens enkele vennen. Rond het Grafven werd een aantal Gevlekte witsnuitlibellen aangetroffen, een soort van zwakgebufferde vennen. Typische soorten van (matig) zure en voedselarme vennen, zoals Maanwaterjuffer, Noordse witsnuitlibel, Venglazenmaker en Venwitsnuitlibel, werden helaas niet aangetroffen en van de Zwarte heidelibel maar drie individuen.

Deel van het Grafven, met veel Moerashertshooi (Hypericum elodes).

In veel vochtige heide- en hoogveengebieden in Nederland gaat het niet goed met deze soorten, want ze hebben allemaal sterk te lijden onder de droge zomers. Daardoor zijn vermoedelijk veel larven omgekomen en zullen deze soorten tenminste deels vanuit andere gebieden de vennen moeten herkoloniseren. Ook Koraaljuffer is te scharen bij deze groep en er werden slechts enkele exemplaren gezien. Algemene libellensoorten zijn Viervlek, Tengere pantserjuffer, Gewone pantserjuffer, Zwervende pantserjuffer, Grote keizerlibel en lokaal ook Bruine winterjuffer. Veel schaarser aanwezig zijn Zwervende heidelibel, Vuurlibel, Zuidelijke keizerlibel, Zuidelijke heidelibel en Zuidelijke glazenmaker.

Bosbeekjuffer (Calopteryx virgo) is een schaarse soort langs dit deel van de Kleine Dommel.

De talrijkste dagvlinder in het heidegebied is Oranje zandoogje. Voor Gentiaanblauwtje, Kommavlinder en Spiegeldikkopje is het gebied van nationaal belang, voor Heideblauwtje en Heivlinder van regionaal belang. Kommavlinder is overigens uitzonderlijk schaars, ook deze soort heeft sterk te lijden onder de droge en hete zomers (De Vlinderstichting, 2019) en het is de vraag of de populatie zich kan herstellen. De meest bijzondere soort van het gebied is Spiegeldikkopje. De soort was vanuit de NDFF al wel bekend, maar werd tussen 2011 en 2020 slechts zeer sporadisch gemeld. Nu lijkt er een (zeer) kleine populatie aanwezig te zijn, er werden twaalf exemplaren geteld!

De populatie Gentiaanblauwtjes (Phengaris alcon) is recent sterk geslonken.

Bronnen

De Vlinderstichting, 2019. Rampjaar voor heivlinder en kommavlinder. Nieuwsbericht 5 september 2019, www.vlinderstichting.nl.