Gebiedsbescherming

Natura 2000

Wanneer een project in of bij een Natura 2000-gebied plaatsvindt, is vaak een toetsing aan Natura 2000 middels een Voortoets noodzakelijk. Ook projecten buiten het Natura 2000-netwerk kunnen vergunningplichtig zijn, want Natura 2000 kent zogenaamde externe werking.

De Voortoets dient om vast te stellen of een menselijke activiteit in en rondom een Natura 2000-gebied kan worden toegelaten. Bij een Voortoets wordt een uitgebreide studie gedaan naar alle mogelijke te verwachten effecten van een voorgenomen project op een Natura 2000-gebied. Centraal staat de vraag of er kans is op een ‘significant’ negatief effect op aangewezen beschermde waarden in het gebied. Naast een gedetailleerde projectomschrijving omvat de studie een beschrijving van de beschermde waarden van het Natura 2000-gebied en hun voorkomen, de gevoeligheid van deze waarden voor de mogelijk optredende storende factoren, en een effectbeoordeling.

Als een project of plan mogelijk een significant effect heeft op relevante natuurwaarden wordt een ‘passende beoordeling’ opgesteld waarin de effecten gedetailleerd worden onderzocht. Hierin wordt ook gekeken naar de aard en reden van de plannen en mogelijke alternatieven. Het plan wordt dan ook getoetst in samenhang met andere plannen of projecten die vergelijkbare effecten kunnen hebben (cumulatietoets).

NNN

Wanneer het plangebied van een project in een NNN-gebied ligt en negatieve effecten kan hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van een dergelijk gebied, is een NNN-toets noodzakelijk.

De wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN worden vastgesteld per Omgevingsverordening door de provincie waarin een NNN-gebied ligt. In de Omgevingsverordening is daartoe een natuurbeheerplan vastgesteld waar in de regel de bestaande natuurwaarden en het ambitieniveau zijn aangegeven middels natuurbeheertypen. Per provincie kunnen de wezenlijke kenmerken en waarden verschillend zijn gedefinieerd.

In elk geval wordt verzekerd dat de kwaliteit en oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland niet achteruitgaat, dat de samenhang tussen de verschillende gebieden van het netwerk wordt behouden en dat eventuele nadelige gevolgen tijdig worden gecompenseerd. Dit moet zodanig gebeuren zodat de kwaliteit, oppervlakte en samenhang van het NNN behouden blijven.

Overige gebiedsbescherming

Tot slot kan het (ook) nodig zijn de effecten van een project te toetsen op andere gebiedsbeschermende regelgeving zoals Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL, in Noord-Holland) of Belangrijke Weidevogelgebied (Zuid-Holland). De regels met betrekking tot juridische bescherming van deze gebieden zijn gepubliceerd in de provinciale Omgevingsverordening.