In opdracht van Staatsbosbeheer heeft tijdens het voorjaar van 2020 een broedvogelkartering plaatsgevonden in het Oudeland van Strijen, in de Hoekse Waard. Over het algemeen betreft het uitgestrekte, vochtige tot natte (overstromings)graslanden, waar op veel plaatsen extensieve beweiding met runderen plaatsvindt. Daarnaast is een groot deel van het grasland in beheer als hooiland, met of zonder nabeweiding. Het gebied is voornamelijk in trek bij weidevogels, watervogels en moerasvogels. Die laatste groep is met name te vinden in de moeraszone langs de Keen, die loopt langs de oostrand van het Oudeland. Tijdens de winterperiode verblijft in het gebied jaarlijks een groep Dwergganzen. Natura 2000-gebied Oudeland van Strijen is mede daarvoor aangewezen als foerageergebied binnen de Vogelrichtlijn. Tijdens het onderzoek werden van in totaal elf Rode Lijstsoorten territoria vastgesteld.
In het noorden van het gebied werd een territorium van Roerdomp vastgesteld. Verspreid door de gehele polder werd Slobeend veelvuldig aangetroffen en vanaf eind mei werden veel eenden met pulli waargenomen. Voor wat betreft Zomertaling ligt dit anders; in totaal werden drie territoria vastgesteld, maar broedsucces is niet waargenomen. Ook de Wilde eend doet het in het Oudeland zeer goed en ook Kuifeend is verspreid aanwezig. Qua aantallen weidevogels lijkt het Oudeland van Strijen één van laatste bolwerken van Zuid-Holland te zijn, met name voor de Grutto. Van deze Rode Lijstsoort werden in totaal 78 territoria vastgesteld, maar het broedsucces lijkt slechts minimaal te zijn geweest. Zo werden vanaf de 4e ronde (eind mei) steeds minder alarmerende oudervogels en/of kuikens waargenomen, ook wanneer zich predatoren in het gebied bevonden (Buizerd, Blauwe reiger en Zwarte kraai). Het afzetten van territoriale vogels (in het vroege voorjaar) tegen het aantal alarmerende vogels geeft een niet al te rooskleurig beeld, maar dit lijkt (helaas) een landelijke beeld te zijn. Voor wat betreft Tureluur en Scholekster geldt dezelfde constatering, al werden van de eerste soort nog vrij veel kuikens aangetroffen. Opvallend is verder de aanwezigheid van een kolonie Kluten, waarvan rond half juni vliegvlugge kuikens werden waargenomen bij een weidevogelpomp langs de Voorweg. Helaas lijkt de kolonie op een andere plaats verdwenen. Hier werd geen broedsucces vastgesteld. Opvallend is de aanwezigheid van enkele kleine kolonies van Oeverzwaluw, die nesten hebben gemaakt in steile perceelranden aan de Keen.
In de graslanden komen verder flinke aantallen Veldleeuweriken, Graspiepers en Gele kwikstaarten voor, typische “weidezangers”. Van deze Rode Lijstsoorten zijn respectievelijk 62, 63 en 13 territoria vastgesteld. Ook deze aantallen zijn voor een gemiddeld weidevogelgebied zeer hoog te noemen. Mogelijk kunnen de aantallen verder stijgen vanwege het huidige hooilandbeheer. In ruigere stukjes werden territoria vastgesteld van onder andere Grasmus, Roodborsttapuit en Kneu. In de moeraszone langs de Keen komen vele Rietzangers, Kleine karekieten, Bosrietzangers en Rietgorzen voor, maar ook Blauwborst, Sprinkhaanzanger en Cetti’s zanger werden hier aangetroffen. Tevens werden enkele territoria vastgesteld van Bruine kiekendief, waarbij de karteerder ook op een nest met drie kuikens stuitte. In jong opslagbos in de moeraszone werden daarnaast enkele territoria vastgesteld van Koekoek en Spotvogel.