In het voorjaar van 2019 werden 19 Amsterdamse parken onderzocht op het voorkomen van broedvogels door medewerkers van Van der Goes en Groot, in opdracht van de gemeente Amsterdam.

Ooievaarsnest bij speeltuin in Frankendael.

De grootte van de parken varieerde van 1 ha (Bilderdijkpark) tot 119 ha (Gaasperpark). De inventarisatie vond plaats volgens de bekende BMP-methode. Aan elk park werden zes bezoeken afgelegd in de vroege ochtend in de periode eind maart – juni. Er werden 78 soorten broedvogels vastgesteld, waarvan tien Rode Lijst-soorten. Houtduif, merel, pimpelmees, koolmees, boomkruiper en ekster werden in alle 19 parken vastgesteld. Zeventien soorten kwamen in maar één park voor. Het Diemerpark kende acht unieke soorten, gevolgd door het Gaasperpark (4).

ligging van alle geïnventariseerde parken.

Het park met de meeste soorten broedvogels was het Gaasperpark t (58), gevolgd door Diemerpark (53) en Sloterpark (42). In het kleine Bilderdijkpark werden de minste soorten broedvogels genoteerd (9). Talrijkste soort in de parken bleek de Winterkoning te zijn met 547 territoria, gevolgd door Houtduif (450), Zwartkop (449), Merel (408), Tjiftjaf (353), Koolmees (341), Meerkoet (233), Pimpelmees (213) en Roodborst (207). De overige soorten bezetten minder dan 200 territoria.

De Winterkoning is de talrijkste broedvogel in de Amsterdamse parken. Hier een pas uitgevlogen jong in het Oosterpark.

Uit de inventarisatie kwam naar voren dat binnenstedelijke parken hoge dichtheden aan broedvogels kunnen herbergen, vooral als oude bomen en struweel aanwezig zijn. Hoge recreatiedruk hoeft geen belemmering te zijn voor een goede broedvogelstand. Het helpt wel als enkele rustige zones aanwezig zijn, waar geen honden kunnen komen, zoals bijvoorbeeld in het Vondelpark met de Koeienweide en de Schapenweide het geval is.